dinsdag 27 januari 2009

De brandramp van de Sint-Salvatorskathedraal van Brugge in 1839

 Laatste update: 16-10-2015
De kathedraal, meermaals door brand getroffen


De Sint-Salvatorskathedraal in 1802
De Sint-Salvatorskathedraal in 1802. Tekening met aquarel, anoniem.
Ets hangt in de schatkamer van de kathedraal.

De St.-Salvatorskerk gaat terug tot het midden van de 9e eeuw, toen een bescheiden kerkje bij de nederzetting van Brugge gebouwd werd. Of het kerkje toen al een toren had is niet bekend. Er is een legende over de kathedraal die omstreeks het jaar 646 door de H. Eligius (588-660) gesticht werd en eerst volledig uit hout zou zijn opgetrokken. Daarvan is nu niets meer terug te vinden. Alleen enkele verteerde balken in de grond zouden nog daar nog op wijzen. De kathedraal is zo goed als zeker de oudste Brugse kerk. De oudste vermelding dateert van 988, als dochterkerk van Weinebrugge. Zij zou uiterlijk in 1089 het statuut van parochiekerk gekregen hebben. De kerk werd meermaals door brand getroffen. Op 24 april 1127 werd de kerk na een verwoestende brand in 1116 opnieuw gewijd en door een nieuw stenen bedehuis vervangen, Van het oud-romaanse gebouw bleef alleen de geveltoren bestaan. Bronnen vermelden verder dat de toren in 1163 zou zijn ingestort. In 1183 was het weer zover; de kerk brandde voor een tweede keer af.

De St.-Salvatorstoren wordt beschouwd als het oudste monument waarvoor het eerst baksteen werd verwerkt, maar bouwdeskundigen hebben lang in het ongewisse verkeerd om de verschillende onderdelen van de torenromp precies te dateren. Volgens sommigen kon de bouwgeschiedenis dan toch achterhaald worden.

Op 9 april 1358, andere bronnen spreken van 28 mei 1358, breekt voor een derde maal brand uit in de kerk. Die verwoesting was het gevolg van de onoplettendheid van loodgieters die in een nabije herberg iets waren gaan drinken en hun coffoiren met vier hadden laten staan in de gote. Zo ontstond de brand, die het schip en de toren volledig verwoestte. De beuken en een deel van het transept moesten eraan geloven Dat gedeelte moest opnieuw opgebouwd worden.


Schets van de twaalf Franse pairs, die omstreeks 1380 in het koorgedeelte werden geplaatst.
Schets van de twaalf Franse pairs, die als geschilderd vensterraam omstreeks
1380 in het (choor) koorgedeelte werden geplaatst. Linksonder merken we de
Hertog van Bourgondië op en de Graaf van Vlaanderen staat 3de van rechts.
Naar een litho van J. Petyt, Brugge

Tot aan de 15e eeuw werd aan de vernieuwing gewerkt. Dankzij de mildheid van de magistraat en de gelovigen werd de kerk weer opgebouwd, nog mooier en aantrekkelijker dan voordien. Dat dacht men tenminste, want vele archeologen zijn van mening dat in de loop der eeuwen meerdere malen geknoeid werd bij de wederopbouw na de branden die de kerk heeft moeten doorstaan.

Omstreeks 1566 is het bouwwerk voltooid, als de Geuzen een groot deel van de kerkelijke kunstschatten vernielen. En het is nog niet gedaan. Onder de Franse Revolutie wordt de kerk zelfs verkocht. Het is pas bij de feestelijke heropening van 21 januari 1801 dat de kerk weer in gebruik wordt genomen. Bij de heroprichting van het bisdom Brugge krijgt de Sint-Salvatorskerk de titel van kathedraal (1834).

St.-Salvatorskathedraal brandt

Het verhaal


Publieke aannemer en meester-loodgieter Charles de Wulf 1802-1896.
Charles de Wulf
1802-1896
De vierde brand breekt uit op 19 juli 1839. (Een herschreven bron spreekt van 10 juli 1839.) De brand is zo hevig dat hij de kathedraal om zo te zeggen helemaal in de as legt. Naar verluidt ontstond de brand bij loodgieterswerk aan de goten, waar men niet al te voorzichtig te werk was gegaan. Aannemer Charles de Wulf neemt de leiding. De toen 37-jarige Charles de Wulf nam meteen de leiding van het bluswerk. Hij werkte als loodgietersbaas aan de kathedraal en wist heel goed waarmee hij bezig was. Hij gaf bevelen aan iedereen en zelfs aan een patrouille van de stadswacht.

De brand was zo spectaculair, dat de hele bevolking hielp blussen. In de aanpalende straten vielen constant gensters, zodat men ook de daken van enkele woningen moest blussen. Men vreesde zelfs dat de brand naar andere delen van de binnenstad zou overslaan. Het gehele dak en de klokken van de kathedraal werden vernietigd. Veel kon worden gered, maar toch gingen heel wat kunstwerken verloren. Door zelf boven in de goot van het koor te helpen blussen slaagde De Wulf erin heel wat te redden. Vervolgens dichtte hij de gaten van de afvoerpijpen met graszoden en vodden zodat het overtollige water over de dakgoten stroomde en de muren konden afkoelen. Die bleven zo gevrijwaard.

De brand ontstond omstreeks kwart over twaalf. Het vuur raasde door de harde wind enorm snel voort, zodat in minder dan een half uur de toren en het kruisdak waren afgebrand. Niettegenstaande alle pogingen om de vuurhaard te overmeesteren is er enorm veel schade aan de hoofdkerk aangebracht. De hele bevolking was op de been om mee te blussen. In de straten aan de noordoostkant van de kathedraal zag men vele mensen op de daken, die verwoede pogingen ondernamen om die huizen te vrijwaren., Sommige daken begonnen zelfs al te branden.

De bewoners probeerden hun huisraad te redden of langs de zuidzijde in veiligheid te brengen. Na 6 uren was de brand onder controle en waren de aanpalende huizen gevrijwaard van schade. Het enorme eikenhouten dak boven de groten beuk, de helft der daken boven de zijbeuken, grote kapellen zijn den ‘roof der vlammen’ geworden. Alles wat zich in de toren bevond, is verslonden ‛by zoo verre’ dat er ‛maer vier mueren’ van overgebleven zijn. De vier grote klokken zijn door het vuur gesmolten.


De brand van de Sint-Salvatorskathedraal, die plaatsvond op 19 juli 1839 en op doek vereeuwigd door Antoine Laurent Joostens (1820-1886).
De brand van de Sint-Salvatorskathedraal op doek vastgelegd
door Antoine Laurent Joostens (1820-1886). Het heeft een perfect
beeld weer van de brand van 19 juli 1839 met de beperkte
middelen die er destijds waren en hoe Charles de Wulf de bevelen
op drie verschillende plaatsen doorgaf.
 Het schilderij is terug te bezichtigen in de Sint-Salvatorskathedraal
Binnenin was de kerk ongeschonden gebleven en men hoopte dat de gewelven stand zouden houden, maar schilderijen, koperwerk, meubilair, priestergewaden enz. waren verloren gegaan. In de toren hing ‘De doop van Christus’ door Jakob van Oost (1603-1671), met daarbij tientallen voorlopig gestapelde grafstenen uit de kooromgang en de koorkapellen. Die gingen allemaal verloren.

De uitgebrande bekappingen werden vlug hersteld zodat het kapittel al op 19 januari 1840 weer zijn diensten in het koor kon houden. De herstelling was eind juni 1840 afgerond. De nieuwe neoromaanse torenspits werd pas in 1871 voltooid. Doordat men te maken had met een verschrikkelijke brand besliste de toenmalige regering (gemeentebestuur of provinciebestuur) de hulp in te roepen van andere ‛speytemannen’ uit naburige steden.
Medaille verleend aan de Gentse brandweerluitenant August Claeys n.a.v. de brand der Brugse St.-Salvatorskathedraal van 19 juli 1839
Medaille verleend aan de toenmalige
Gentse brandweerluitenant August Claeys
n.a.v. de Brugse brand van de
Sint-Salvatorskathedraal 19 juli 1839
Bron: Koninklijk Museum v/h Leger

Manschappen werden in Gent opgevorderd. Een eenheid van 32 man kwam onder het commando van een kapitein en een luitenant* helpen met vier brandspuiten, Uit Oostende kwam 22 man met ‘den yzeren weg’; ook zij brachten vier brandspuiten mee.

Medaille verleend aan de Gentse brandweerluitenant August Claeys n.a.v. de brand der Brugse St.-Salvatorskathedraal van 19 juli 1839
Ondertussen had men de brand grotendeels onder controle en bewezen deze bijkomende krachten hun nut. De schade kon uiteindelijk worden beperkt. Getuigen verklaarden nog dat brandspeyte tien als eerste was aangekomen. (De ploeg die als eerste bij de brandhaard aankwam, kreeg een extra vergoeding van het stadsbestuur).

*Over de Gentse luitenant werd mij op 16 oktober 2015 volgende informatie bezorgd door dhr. adjudant Guy Deploige van het Koninklijk Museum v/h Leger:"...een medaille werd aan Gentse brandweerluitenant August Claeys verleend n.a.v. zijn inzet  en moedig optreden..."

Opmerkelijk is, dat de schilder zijn zwager (Charles de Wulf) tot driemaal toe in beeld brengt: in het midden, waar hij instructies geeft; in het midden van de linkerhelft loopt hij rond en deelt bevelen uit. Ten slotte staat hij boven in het koor om dat gedeelte te vrijwaren, wat hem uiteindelijk lukte. Ook ziet men in de rechterbenedenhoek een patrouille van de stadswacht, waarover hij het bevel voerde.


De eerste gouverneur van België, Félix Amandus de Mûelenaere (1793-1862).
Félix Amandus de Mûelenaere
1793-1862
Provinciaal Hof Brugge
De brandweerlieden hanteren een handpomp, terwijl vrijwilligers emmers water aandragen en anderen de kunstschatten wegbrengen. Op de rechterzijde houden soldaten de menigte op afstand en in het midden licht Charles de Wulf aan de notabelen en de toenmalige gouverneur graaf Félix Amandus de Mûelenaere (1793-1862) zijn plan toe om de kerk van een zekere ondergang te redden. Hij organiseerde de hulpdiensten in opdracht van het kerkbestuur van de kathedraal en stond in voor de werkzaamheden.

Menselijk leed

Brugge betreurde een burger, Jan-Baptiste Francois, die in de Zilverstraat van een dak op zijn hoofd viel en op slag dood was. Nog iemand werd dodelijk gekwetst en een ander licht gewond. Verder werd besloten om een verslag op te maken, waarin de naam moest staan van iedereen die zich had ingezet voor ‛het blusschen des vuers’en wie zich in levensgevaar had bevonden.

Dat waren: de Wulf-Anthierens, loodgietersbaas; Van Keersbilck, timmerman,, de drie broers Jacobus: de metselaars Josephus en Franciscus D’Helft; de timmerman Denys; de metselaar Kaestecker; de mecaniecien en ijzergieter Francois Ongena; de schipper Dely enz. Verder kregen de biervoerders enige lof toegemeten voor de grote prestaties die zij leverden water aan te voeren.

De eerwaarde heer Carton, directeur van het gesticht der doofstommen en blinden, die in het bijzonder gezorgd heeft voor het bergen van de kostbare oude archieven van het gewezen kapittel van St.-Donaas, de voormalige Brugse kathedraal, kreeg ook een vermelding.

Op 20 juli 1839 kwam de Bestendige Deputatie in spoedzitting bijeen en besliste bestendig gedeputeerde Joseph Deneckere een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de brand. Voor de herstellingen en de wederopbouw mocht men geen halve maatregelen treffen. Die moesten volledig en definitief zijn. Een bedrag van 50.000 oude Belgische francs werd door het gouvernement uitgetrokken voor de herstelling van de kathedraal. .50.000 fr. is nu 10.037.750 fr. Of bijna € 250.000 waard.

Volgens een brief van 20 juni 1840 zouden verscheidene burgers op 21 juli 1840 door koning Leopold I (1790-1865) gedecoreerd worden voor hun daden van moed en zelfopoffering. Die decoratie werd toegekend naar aanleiding van de verwoestende brand van de ‛cathedrale kerk’ op 19 juli 1839 en andere daden van moed en zelfopoffering. Ook gewone burgers, militairen, rijkswachters en politiemensen kwamen hiervoor in aanmerking. Sommigen kregen een geldelijke beloning gaande van enkele franken tot 200 frank.(€ 993 in 2004).

Graveur en medaillemaker François De Hondt


Graveur en medaillemaker François De Hondt.
Uit de catalogue des Médailles du
Royaume de Belgique, V. Tourneur
HONDT, François DE ( Belg.) Goudsmid en Medaillist, geboren in Brugge op het einde van oktober 1786, alwaar hij gestorven is op 18 mei 1862. Hij werd eerst opgeleid bij een goudsmid genaamd van Praet, waarna hij bij een andere goudsmid in dienst ging, Des Mys, ook van Brugge. Bij het verlaten van deze laatstgenoemde begon de Hondt met zijn eigen zaak. Hij produceerde verschillende verzilverde artikelen, welke van buitengewone waarde zijn.

Zijn eerste medaille dateert van 1818. Hij zou er in totaal een vijftien vervaardigen. Zijn laatste stuk maakt hij op 72- jarige leeftijd in 1858. Dit wordt een exemplaar waarin hij zijn eigen beeltenis in verwerkt.

De architect en bouwondernemer

Niemand zal zich nog geërgerd voelen met deze verticale uitbreiding, waarmee men de vroegere minder hoge St.-Savatorstoren, vanaf 1844-1846 naar een ontwerp van de Engelsman Robert Denis Chantrell, hoog boven de daken van het herboren middeleeuwse Brugge meende te moeten laten uitsteken. Chantrell was tevens lid van het Brits Architecteninstituut in Londen.

De broer van Robert Chantrell (1793-1872), William Dowsing Chantrell (1801-1857), was een in Brugge wonende ondernemer, die een architectenopleiding genoten had en gespecialiseerd was in kerkbouw. Een beginneling was hij dus niet. Tot ieders verbazing herstelde hij in ijltempo die mastodont en uit dank werd hem op 5 of 7 juli 1840 een gouden medaille geschonken, een werkstuk van de edelsmid F. De Hondt, die ook dismeester was van de kathedraal. Die medaille werd op het stadhuis van Brugge overhandigd in aanwezigheid van talrijke vooraanstaanden, onder wie Minister van Staat en gouverneur Félix-Amand de Mûelenaere. Waarschijnlijk zal daarvan maar één exemplaar gemaakt zijn. Provinciaal architect Pieter Buyck (1805-1877) leidde de werkzaamheden.

Wie was de Brugse kunstschilder Antoine Laurent Joostens 1820-1886?


Kunstschilder Antoine Laurent Joostens (1820-1886), zwager van Charles de Wulf
Antoine Laurent Joostens
1820-1886
Beeldbank Brugge
Antoine Laurent Joostens was getrouwd met Coralie Anthierens. Hij was tevens de zwager van Charles de Wulf. Hij werd geboren in Brugge op 28 februari 1820 en stierf er op 23 februari 1886. Op twaalfjarige leeftijd werd hij in zijn geboortestad ingeschreven als leerling van de Academie voor Schone Kunsten. Zeven jaar later werd hij primus in de Academie en werd door zijn buren in de Wulfhagestraat gevierd op 23 juli 1839, de dag der prijsuitdeling. Hij werd leraar aan de Academie voor Schone Kunsten van Brugge.

Hij schilderde onder andere de brand van de St.-Savatorskathedraal in 1839 en had een voorliefde voor het schilderen van Brugse stadsgezichten. Dat schilderwerk was als het ware een jeugdwerk, aangezien Antoine Laurent Joostens pas 19 jaar was. Voor zijn moedige gedrag schonk de buur aan Charles de Wulf een dankbare herinnering aan deze gebeurtenis, dit groot geschilderde tafereel.

Wie was Charles de Wulf–Anthierens, aannemer van openbare werken

Charles de Wulf werd in Brugge geboren op 12 juni 1802 en woonde in de Waalsestraat 68. Naar eigen zeggen vestigde hij zich als ‛aannemer van publieke werken’, ‛meester–loodgieter’ en had hij zijn atelier op het Simon Stevinplein 9-10. Op 30-jarige leeftijd trouwt hij met Clémence Françoise Anthierens (1808-1859). Zij kregen in totaal elf kinderen.

Charles oefende voorbeeldig zijn beroep uit en werd soms als ingenieur aangeschreven om zijn opzoekingen en verwezenlijkingen binnen het raam van zijn beroep. De geschiedenis vertelt echter niet of hij inderdaad aan het hoofd stond van de brandweer, maar hij nam er wel de leiding. Voor zijn moedige prestaties werd hij gedecoreerd met een gouden medaille. Verder had Charles grote belangstelling voor de natuur, de botanica en de landbouw en wist hij in 1836 een zilveren medaille in de wacht te slepen van de Sociéte d’Agriculture de Bruges.

Verder behaalde hij ook allerlei prijzen in de industrie en landbouw in Vlaanderen en Luxemburg. Tot ver in het buitenland was hij bekend, want hij was Vice–Président honoraire de l’Académie Nationale Agricole, Manufacturière et Commerciale de France.

Daaruit kan worden afgeleid dat Charles enorm moet aangetrokken geweest zijn door het leven buiten de stad, in de natuur met haar bossen en velden. In 1867 koopt hij in Vielsalm 438 ha 15 are. aan gemeentebossen die een geheel uitmaken van ongeveer tweeduizend hectare. Die bossen strekken zich uit over verschillende gemeenten en dragen de naam: Le Grand Bois. Op een open plaats in het bos wordt een cottage neergezet die de naam Luxibout draagt. De daaraan verbonden stallingen zijn op dezelfde wijze gebouwd als die van het kasteeldomein Nobelstede. De laan, die thans naar Luxibout leidt, heet heden nog Le chemin de Wulf.

Charles de Wulf overleed op 8 december 1896 en ligt begraven op het kerkhof van Assebroek vak 33 (Centrale Begraafplaats). In dat jaar werd ook Luxibout verkocht aan de Staat.

Andere onbekende ambities

Wat men niet wist, was dat Charles nog andere ambities had die gegroeid waren uit de woelige tijden waarin men leefde. Ooit was hij in zijn huis met een zwaard slaags geraakt met enkele achtergebleven Franse soldaten die plunderend rondzwierven. Hij werd medestichter van de Brugse Burgerwacht toen beter bekend als Corps Franc des Chasseurs – Eclaireurs de Bruges. Zelfs in Gent kwam zijn naam voor op kennisgevingen van de Garde Civique.


Sint-Salvatorskathedraalvan Brugge anno 2005
Sint-Salvatorskathedraal anno 2005



Boek met harde kaft: Brugge Brandt-Het brandt weer, mannen!Een deel van dit beschreven stuk, komt uit het boek:
Brugge Brandt – Het brandt weer, mannen!
Interesse in het boek (392 pag.)? Mail naar noel.de.mey@telenet.be

Linken naar andere Brugse brandweerthema's:

Met dank aan Dhr. adjudant Guy Deploige van het Koninklijk Museum van het Leger voor de bijkomende randinformatie aangaande de medaille (500701) verleend aan de toenmalige luitenant August Claeys van de brandweer van Gent n.a.v. de Brugse brand der Sint-Salvatorskathedraal van 19 juli 1839.

Noël De Mey
© Sabam 2006

Op de hoogte blijven?  Abonneer je op mijn feed.

Geen opmerkingen: